Bij het signaleren van vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld speelt altijd de vraag: kan ik met andere professionals mijn vermoedens bespreken en wat mag ik dan met anderen bespreken? Laat je leiden door de richtlijnen die er zijn en wees niet bang voor maatregelen zoals die van de tuchtraad.

Openheid en eerlijkheid naar ouders, kinderen, jongeren of cliënten heeft altijd de voorkeur. In sommige gevallen kan dat niet omdat de betrokkenen niet te bereiken zijn, omdat er toestemming geweigerd wordt terwijl er wel een veiligheidsrisico aanwezig is, omdat de dreiging voor een kind of cliënt vergroot zou worden.

Als je in het belang van het kind of je cliënt zorgvuldig handelt en vastlegt wat je bespreekt, met wie je dat doet en waarom je eventueel afwijkt van de regels, dan ben je zorgvuldig aan het werk. Openheid betrachten is niet altijd mogelijk en niet altijd in het belang van de cliënt. Als je dat goed kunt uitleggen en goed hebt opgeschreven en bij voorkeur met collega's of met Veilig Thuis overlegd, dan handel je zorgvuldig.

 

De afspraken:

Je mag spreken met derden als je toestemming van de ouder en of het kind (vanaf 12 jaar) hebt. Dat heeft ook uitdrukkelijk de voorkeur. Daarbij geldt dat er niet meer wordt uitgewisseld dan nodig om hulpverlening op gang te brengen.

  • Als je iets deelt, doe het dan via een beveiligde omgeving
  • Het delen van info zoveel mogelijk altijd eerst bespreken met ouders en kind zelf
  • Schrijf alles op wat je besproken hebt
  • Deel alleen wat nodig is
  • Schrijf op waarom je afwijkt of waarom je ouders niet hebt ingelicht (toestemming hebt gevraagd)
  • Per keer dat je info deelt: opnieuw en weer toestemming vragen aan cliënt, ouder of kind

Handig hulpmiddel 

Een app met alle informatie voor professional, jeugdige en ouders is een handig hulpmiddel 

Wanneer het niet mogelijk is die toestemming te verkrijgen of de toestemming wordt geweigerd, dan zijn er een aantal spelregels.

  • Met Veilig Thuis  mag altijd gesproken worden zonder toestemming van ouder(s) , cliënt of kind. Dat geldt voor het melden van een vermoeden kindermishandeling/huiselijk geweld.Om advies te vragen hoeft u geen gegevens van het betreffende gezin te vermelden.
  • Met derden kan gesproken worden als zij ook behandelaar zijn van het kind/cliënt en beiden gaan akkoord. Het heeft altijd de voorkeur om dit van te voren met betrokkenen te bespreken.
  • Met andere derden kan overlegd worden zonder de naam van het betreffende gezin te noemen. 
  • Wanneer de veiligheid van het kind/cliënt in het geding is kan besloten worden dat met anderen overlegd moet worden ook zonder de toestemming van betrokkenen. Daarbij geldt dat de overwegingen waarom dit gebeurt zorgvuldig moeten worden beschreven in het dossier van kind, gezin of cliënt. En ook hier geldt dat alleen datgene wordt besproken dat nodig is om hulpverlening op gang te brengen. Overleg met Veilig Thuis.

 

 

 

De Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling is sinds 2013 van kracht. Deze wet heeft als doel professionals te ondersteunen bij het signaleren, handelen en eventueel melden van vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Op basis van deze wet zijn organisaties en zelfstandig beroepsbeoefenaars verplicht een Meldcode op te stellen met een stappenplan zodat iedereen weet wat hij of zij moet doen. Uit onderzoek blijkt dat hulp- en zorgverleners en leerkrachten drie keer zo vaak ingrijpen als collega's die zo'n code niet voorhanden hebben. (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/meldcode)

De volgende meldcodes en richtlijnen zijn gebruikt als bron voor www.handelingsprotocol:

 

 

 

 

 

Beroepsgeheim en conflict van plichten

Inhoud en doel van het beroepsgeheim

Algemene zwijgplicht

Iedere beroepskracht die individuele cliënten hulp, zorg, steun of een andere vorm van begeleiding biedt heeft een beroepsgeheim. Deze zwijgplicht, zoals het beroepsgeheim ook wel wordt genoemd, verplicht de beroepskracht om, kort gezegd, geen informatie over de cliënt aan derden te verstrekken, tenzij de cliënt hem daarvoor toestemming heeft gegeven. Doel van het beroepsgeheim is de drempel voor de toegang tot de hulpverlening zo laag mogelijk te maken en de cliënt het vertrouwen te geven dat hij vrijuit kan spreken. De zwijgplicht geldt bijvoorbeeld voor maat­schappelijk werkers, intern begeleiders, ouderenwerkers, jeugdhulpverleners, medisch hulpverleners, medewerkers in de kinderopvang en in peuterspeelzalen. Het beroepsgeheim geldt ook voor begeleiders en hulpverleners van de reclassering en van justitiële (jeugd) inrichtingen, al maakt het gedwongen kader van het strafrecht in sommige gevallen een zekere inbreuk op de zwijgplicht.

De hierboven beschreven algemene zwijgplicht voor hulpverleners en begeleiders is niet specifiek opgenomen in een bepaalde wet, maar wordt afgeleid uit de privacybepalingen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 8) en uit de Grondwet (artikel 10). Deze bepalingen worden nog eens ondersteund door artikel 272 Wetboek van Strafrecht dat een verbod bevat op het verbreken van geheimen die aan de beroepskracht zijn toevertrouwd.

Specifieke zwijgplicht

Een aantal beroepsgroepen kent een specifieke zwijgplicht die is geregeld in een ‘eigen’ wet. Dit geldt bijvoorbeeld voor medisch hulp­verleners, zoals artsen en verpleegkundigen. Zij vinden hun zwijgplicht in artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en in artikel 7:457 Burgerlijk Wetboek. Voor beroepskrachten in de jeugdzorg is de zwijgplicht specifiek geregeld in artikel 53 van de Wet op de jeugdzorg. Vertrouwens­inspecteurs in het onderwijs kennen een eigen bepaling over de omgang met hun zwijgplicht in artikel 6 van de Wet op het onderwijstoezicht.

Paradox van de geheimhoudingsplicht

Er doet zich bij de omgang met de zwijgplicht een zekere paradox voor. De zwijgplicht is hét instrument bij uitstek om er voor te zorgen dat mensen naar de beroepskracht toe komen en ook bereid zijn om open over hun zorgen te spreken. Ze mogen er immers op vertrouwen dat hun verhaal niet zomaar elders terecht komt. Maar een te rigide omgang met het beroepsgeheim kan tot gevolg hebben dat een cliënt die dringend hulp nodig heeft juist niet geholpen wordt omdat de beroepskracht meent dat hij vanwege zijn beroepsgeheim niet in mag grijpen. Al met al is de omgang met het beroepsgeheim een vorm van evenwichtskunst: geheimhouding waar mogelijk, zorgvuldige doorbreking van het geheim waar nodig. Het basismodel meldcode wil daarin een hand­reiking bieden voor zover het gaat om signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling.

Vragen van toestemming

Bij het verstrekken van gegevens van een cliënt aan een ander, dus ook bij het doen van een melding aan Veilig Thuis, geldt als hoofdregel dat de beroeps­kracht zich inspant om toestemming voor zijn melding te krijgen. Het basismodel schetst daarvoor de werkwijze. Geeft de cliënt zijn toestemming, dan kan een melding worden gedaan. Weigert de cliënt ondanks de inspanning van de beroepskracht zijn toestemming, dan houdt het niet op maar maakt de beroepskracht een nieuwe afweging, zie daarover paragraaf 3.3.

NB1: De Wet bescherming persoonsgegevens bepaalt dat een cliënt vanaf zijn 16e jaar zelf toestemming geeft aan een beroepskracht voor het verstrekken van zijn gegevens aan een ander (al dan niet in de vorm van het doen van een melding). De Wet op de jeugdzorg en de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst geven een cliënt dit recht zelfs al vanaf zijn 12e jaar. Toch moet over een melding, als het gaat om een cliënt vanaf 12 of 16 jaar die nog thuis woont, ook gesproken worden met zijn ouders. Want bij de melding worden doorgaans niet alleen gegevens over de jongere verstrekt maar ook over zijn ouder(s).

NB2: Van het vragen van toestemming kan worden afgezien in verband met de veiligheid van de cliënt, van de beroepskracht of die van anderen.

Conflict van plichten

Zo oud als de zwijgplicht is ook de notie dat een beroepskracht door zijn beroepsgeheim in de knel kan komen. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de beroepskracht alleen door te spreken zijn cliënt kan helpen, terwijl hij voor dit spreken geen toestemming krijgt. Er kan in dat geval sprake zijn van een conflict van plichten. De plicht om te zwijgen vanwege het beroepsgeheim botst met de plicht om de cliënt te helpen juist door met een ander over hem te spreken. Het gaat dan altijd om een cliënt die zich in een ernstige situatie bevindt en die alleen kan worden geholpen door een ander bij de aanpak te betrekken.

In de (tucht)rechtspraak wordt in geval van een conflict van plichten erkend dat een beroeps­kracht ook zonder toestemming van de cliënt over hem mag spreken. Uiteraard moet een dergelijk besluit om de zwijgplicht te doorbreken zorgvuldig worden genomen

Beantwoording van de volgende vijf vragen leidt doorgaans tot een zorgvuldige besluitvorming:

1. Kan ik door te spreken zwaarwegende belangen van mijn cliënt of van zijn kinderen behartigen?

2. Is er een andere mogelijkheid om ditzelfde doel te bereiken zonder dat ik mijn beroepsgeheim hoef te verbreken?

3. Waarom is het niet mogelijk om toestemming van de cliënt te vragen of te krijgen voor het bespreken van zijn situatie met iemand die hem kan helpen?

4. Zijn de belangen van de cliënt die ik wil dienen met mijn spreken zo zwaar dat deze naar mijn oordeel opwegen tegen de belangen die de cliënt heeft bij mijn zwijgen?

5. Als ik besluit om te spreken aan wie moet ik dan welke informatie verstrekken zodat het geweld of de mishandeling effectief kan worden aangepakt?

Zie ook: Handreiking beroepsgeheim en het conflict van plichten 

Positie van de cliënt

Bij het besluit om de geheimhouding te doorbreken, speelt de positie van de cliënt een belangrijke rol. Bij cliënten die zich in een afhankelijke positie bevinden waardoor ze minder goed in staat zijn zelf op te treden tegen mishandeling of geweld, zal een beroepskracht eerder dan ‘gemiddeld’ kunnen besluiten dat hij zijn zwijgplicht verbreekt. Te denken valt op de eerste plaats aan kinderen en jongeren. Het kan dan gaan om kinderen die zelf cliënt zijn van de beroepskracht of om de kinderen van de cliënt.

Meerderjarigen beslissen in beginsel zelf over de wijze waarop ze hun leven inrichten en of ze daarin hulp of andere inmenging wensen. Dit zelfbeschikkingsrecht is een belangrijk uitgangspunt bij het bieden van hulp aan cliënten. Maar dit uitgangspunt is niet absoluut.

Er zijn situaties waarin een inbreuk op de zelfbeschikking noodzakelijk kan zijn omdat de cliënt in een zeer ernstige situatie verkeert. In geval van huiselijk geweld kan dit zeker aan de orde zijn. Uit onderzoek is gebleken hoezeer slachtoffers gevangen kunnen zitten in hun situatie, zodanig dat ze daar op eigen kracht niet uit komen. De beroepskracht zal zich eerst tot het uiterste in moeten spannen om de toestemming van zijn cliënt te krijgen. Maar krijgt hij deze niet, dan kan hij zich daar niet zonder meer bij neerleggen. Hij dient de ernst van de situatie waarin de cliënt zich bevindt af te wegen tegen het gegeven dat de cliënt hem geen toestemming geeft voor het doen van een melding. Komt hij tot de slotsom dat de cliënt, vanwege de ernst van het huiselijk geweld, tegen dit geweld moet worden beschermd, dan doet hij een melding, ook al heeft hij daarvoor geen toestemming. Hij komt dan in feite tot de conclusie dat het zware belang van zijn geheimhoudingsplicht in deze specifieke situatie moet wijken voor het nog zwaardere belang van het beschermen van zijn cliënt tegen zwaar en/of structureel geweld.

NB: Voor een zorgvuldige besluitvorming is het noodzakelijk dat de beroepskracht de situatie, voordat hij zijn besluit neemt, bespreekt met een deskundige collega en zonodig ook (op basis van anonieme cliëntgegevens) advies vraagt aan Veilig Thuis.

Beoordeling van een besluit over het doorbreken van het beroepsgeheim Zou achteraf een toetsende organisatie gevraagd worden om een oordeel te geven over het optreden van de beroepskracht, dan wordt vooral de zorgvuldigheid beoordeeld waarmee het besluit om de geheimhouding te verbreken tot stand is gekomen. Daarbij wordt onder andere gelet op:

• collegiale consultatie;

• raadpleging van Veilig Thuis;

• aanwezigheid van voldoende relevante feiten of signalen en zorgvuldige verzameling van deze feiten en signalen;

• zorgvuldige en concrete afweging van belangen;

• de contacten die er met de cliënt zijn geweest over de melding. Concreet gaat het er dan om of de beroepskracht zich, gelet op zijn mogelijkheden en op de omstandigheden waarin de cliënt verkeert, heeft ingespannen om de cliënt toestemming te vragen of om hem te informeren, indien het verkrijgen van toestemming niet mogelijk bleek.

Als hulpmiddel bij de besluitvorming over het verbreken van de geheimhoudingsplicht en het doen van een melding, wordt verwezen naar de website van de privacy helpdesk van het Ministerie van Justitie, www.huiselijkgeweld.nl/cgi-bin/beroepsgeheim.cgi

Wettelijk Meldrecht

Voor vermoedens van kindermishandeling is het leerstuk van het conflict van plichten nog eens bevestigd in artikel 53 lid 3 van de Wet op de jeugdzorg dat een uitdrukkelijk meldrecht bevat. Iedere beroepskracht met een beroepsgeheim of een andere zwijgplicht heeft op basis van dit wettelijk meldrecht het recht om vermoedens van kindermishandeling, zonodig zonder toestemming van het kind en/of de ouder, bij Veilig Thuis te melden. Daarnaast omvat het meldrecht het recht voor de beroepskracht om op verzoek van Veilig Thuis informatie over het kind en/of zijn ouders te verstrekken, eveneens zonodig zonder toestemming van het kind en/of de ouder.

Voor vermoedens van huiselijk geweld waarbij alleen meerderjarigen zijn betrokken, zal de voorgenomen wet meldcode een vergelijkbaar wettelijk meldrecht gaan bevatten. Zolang deze wet en het daarin opgenomen meldrecht er nog niet zijn, biedt het conflict van plichten uitkomst in die gevallen waarin geen toestemming wordt verkregen - of kan worden gevraagd - en een melding toch noodzakelijk is om het geweld te stoppen en de cliënt tegen dit geweld te beschermen.

Bron: Basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

 

 

 

JGZ en politie

Acute levensbedreigende situaties voor het kind zullen door de JGZ bij de Raad voor de Kinderbescherming of de politie gemeld worden. In sommige gemeenten bestaat een structureel overleg tussen Jeugd en Zeden Politie (JZP) en JGZ over de beste aanpak van problemen in een gezin, een school of een wijk. In andere gemeenten kan de wijkagent de aangewezen persoon zijn voor overleg.

Mogelijkheden voor verstrekking van gegevens aan derden

  • De WBP en het beroepsgeheim geven voor de JGZ problemen wat betreft het overleg
  • JGZ kan bij de politie advies vragen, melding of aangifte doen. 
  • De politie mag de dossiers van de JGZ alleen in beslag nemen met toestemming van de JGZ. 
  • Deze kan de toestemming geven als de ouders en/of de jongere (afhankelijk van de leeftijd) toestemming geven, of bij conflict van plichten. 

Rechtstreeks contact opnemen met de politie

Dat is voor artsen met een geheimhoudingsplicht de zwaarste stap die zij kunnen zetten naar aanleiding van kindermishandeling.

  • Voor deze stap geldt dat er sprake moet zijn van een conflict van plichten
  • Artsen zullen, gelet op hun beroepsgeheim, hiertoe overgaan als zij menen dat alleen dit middel (op eigen initiatief gegevens verstrekken aan de politie) zal leiden tot het doel dat zij beogen: het afwenden van acuut gevaar voor de veiligheid van een kind.
  • In alle andere gevallen ligt het doen van een melding bij Veilig Thuis meer voor de hand.
  • Veilig Thuis kan naar aanleiding van een melding besluiten om zelf met politie/justitie contact te zoeken, bijvoorbeeld om aangifte te doen.
  • Als politie of justitie de arts benaderen naar aanleiding van een melding of aangifte door Veilig Thuis of iemand anders, dienen de artsen zich - als zij geen toestemming voor informatieverstrekking kunnen krijgen - eveneens af te vragen of sprake is van een conflict van plichten.
  • Waarheidsvinding als zodanig is onvoldoende reden om informatie aan politie/justitie te verstrekken. Er kan wel sprake zijn van een conflict van plichten als met informatieverstrekking gevaar voor de veiligheid of het leven van een kind kan worden voorkomen. 
  • Zo kan de kans op herhaling, eventueel ook bij een ander kind uit hetzelfde gezin of bij een eventueel toekomstig kind, onder omstandigheden reden zijn voor medewerking aan een strafrechtelijk onderzoek en dus voor het verstrekken van informatie aan politie of justitie (KNMG, 2008). 

Knelpunt

  • Niet in alle gemeenten is een JZP. Voor de JGZ is het dan onduidelijk wie van de politie de contactpersoon is aangaande kindermishandeling.
  • Na een melding van kindermishandeling door de JGZ aan Veilig Thuis, kan Veilig Thuis aangifte doen bij de politie. In dat geval zal de politie informatie vragen aan de JGZ-medewerker die het gezin gemeld heeft. Deze moet zich dus realiseren dat melding bij Veilig Thuis gevolgd kan worden door een informatieverzoek van de politie, en dat dan opnieuw een afweging moet worden gemaakt.
  • Anders dan bij Veilig thuis of de Raad voor de Kinderbescherming bestaat er geen wettelijk geregeld recht voor geheimhouders om informatie over kindermishandeling aan de politie te verstrekken.
  • De JGZ-medewerker moet in de contacten met de politie gesteund worden door de eigen werkgever. Dat is niet structureel geregeld.

 

 

De JGZ kan bij de politie terecht voor:

Advies: De JGZ kan advies vragen aan de jeugd en zedenpolitie (JZP). Hierbij hoeft de naam van het gezin niet genoemd te worden.

Melding: De JGZ kan ook een melding doen bij de politie. Melden bij de politie heeft een andere betekenis dan melden bij Veilig Thuis of de Raad. Melden bij de politie betekent dat de politie de melding registreert. De politie onderneemt pas actie na aangifte van een strafbaar feit. De melder kan anoniem blijven bij de politie.

NB. Bij melding bij de politie volgt dus geen andere actie van de politie dan registratie. Bij melding bij het AMK of de Raad voor de kinderbescherming volgt wel actie.

Aangifte: De JGZ kan aangifte doen bij de politie van een strafbaar feit. Bij aangifte wordt proces-verbaal opgemaakt en begint de politie een onderzoek en een vervolging van de verdachte.

Bron: De richtlijn secundaire preventie kindermishandeling JGZ