Stap 5 bevat een afwegingskader en een deel dat over hulpverlening gaat.

Het afwegingskader bestaat uit 5 vragen die een professional zich in elk geval moet stellen:

 

  1) Heb ik op basis van stap 1 t/m 4 een vermoeden van kindermishandeling/huiselijk geweld?

     Nee:  meldcode afsluiten.

     Ja:    door naar de volgende afwegingsvragen:

 2) Heb ik een vermoeden van of is er sprake van acute of structurele onveiligheid?

  Acute onveiligheid: als een persoon in direct fysiek gevaar verkeert en diens veiligheid de komende dagen niet gegarandeerd is. De aanwezigheid van fysiek of seksueel geweld (met of zonder letsel), of de afwezigheid van de meest basale verzorging voor kinderen (of zorgafhankelijke volwassenen). Het kan ook gaan om het onnodig toedienen van medicijnen of onnodige medische zorg.

  ‘Disclosure’ (onthulling) wordt ook gezien als vorm van acute onveiligheid. Hiervan is sprake als kinderen (of zorgafhankelijke volwassenen) uit zichzelf een professional om hulp vragen bij kindermishandeling of huiselijk geweld, of zich hierover uiten zonder expliciet om hulp te vragen. Dit betekent meestal dat het slachtoffer een acute crisis ervaart en vreest voor de veiligheid en/of welzijn van zichzelf of gezinsleden.

 Structurele onveiligheid: er is sprake van herhaling of het voortduren van een onveilige situatie of geweld. Gaat soms om patronen van herhaald, terugkerend geweld of verwaarlozing. Structurele onveiligheid heeft schadelijke gevolgen door de herhaling van de feiten, de voortdurende dreiging en (emotionele) onveiligheid.

 

  3) Ben ik in staat effectieve (passende) hulp te bieden of te organiseren

  •       Heeft de professional de mogelijkheid het slachtoffer in veiligheid te brengen?
  •          Zijn er heldere afspraken over de veiligheid met het gezin en de betrokken professionals te maken?
  •          Is er voldoende zicht op onveilige gebeurtenissen in het verleden
  •       Voelt de professional zich voldoende deskundig en bekwaam om veiligheid te bewerkstelligen, al dan niet in samenwerking met anderen?
  •      Kan de professional de spanning die eventueel bij de situatie komt kijken hanteren?

 

 4) Werken de betreffende ouders/kinderen mee aan de geboden of georganiseerde hulp?  

  •       Zijn de betrokkenen (gezinsleden) en bredere netwerk van steunfiguren bereid en in staat de voorgestelde hulp aan te gaan?
  •       Heeft iedereen de focus op het stoppen van geweld en een (duurzaam) herstel van veiligheid?
  •       Wordt er door iedereen gewerkt aan herstel van veiligheid en het wegnemen van de oorzaken van het geweld of de onveiligheid?
  •           Is de hulp gericht op het versterken van de veerkracht en het herstel van de schade die is veroorzaakt?
  •       Is er sprake van een risico gestuurd zorg- en herstelplan, met doelen en evaluatiemomenten?
  •          Indien er meerdere professionals betrokken zijn: zijn er heldere afspraken over samenwerking en casusregie?

 

 5) Leidt deze hulp tot duurzame veiligheid?

  •         Stopt het geweld of de onveiligheid binnen de verwachte termijn?
  •              Is de problematiek ernstiger dan verwacht?
  •        Worden de gestelde doelen niet behaald binnen de verwachte termijn?
  •        Loopt de uitvoering van het veiligheid- en hulpverleningsplan vast?
  •        Is er (meer) specifieke expertise nodig?

Veilig Thuis krijgt er een taak bij: de ‘radarfunctie’. Gezinnen waarbij acute en/of structurele onveiligheid speelt. Er vindt info-uitwisseling plaats tussen de 26 Veilig Thuis organisaties.

 Het doen van een melding bij Veilig Thuis van mogelijk huiselijk geweld of mogelijke kindermishandeling is een professionele norm en als zodanig noodzakelijk:

-        In ALLE gevallen van acute onveiligheid en/of structurele onveiligheid.

-        In alle ANDERE gevallen waarin de professional meent dat hij, gelet op zijn competenties, zijn verantwoordelijkheden en zijn professionele grenzen, zelf in onvoldoende mate effectieve hulp kan bieden of kan organiseren bij (risico’s op) huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

-        Als een professional die hulp biedt of organiseert om betrokkenen te beschermen tegen het risico op huiselijk geweld en/of kindermishandeling constateert dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt

 

Over hulp organiseren, effecten volgen en/of melden

  • Bied of organiseer de hulp die nodig is
  • Volg de effecten van deze hulp
  • Als de zorgen blijven en je bent niet in staat passende hulp te bieden of te organiseren, overleg dan met de collega's van Veilig Thuis of je een melding moet doen.

Het gaat om de bescherming van kind en of ouder(s). Je maakt de keuze: kunnen we zelf passende hulp bieden/organiseren of is een melding nodig bij Veilig Thuis om eventuele andere stappen ter bescherming van het kind te zetten. De collega's van Veilig Thuis kunnen meedenken over het doen van een melding bij politie of over een mogelijk bespreking van een zaak in een breder overleg.

Belangrijk bij melding: laat dit eerst aan de ouder(s) en/of het kind weten. Bied je zelf hulp? Volg dan de effecten en doe alsnog melding als de veiligheid van het kind en /of de ouders daartoe aanleiding geeft.

Als de ouder erkent dat er een probleem is en verdere hulp wil ontvangen, of als kind/jongere aangeeft graag hulp te willen, zul je in overleg moeten beslissen wat passende hulp is en wie deze kan bieden. Overleg zo nodig met een deskundige collega/aandachtsfunctionaris. Leg wat besproken en besloten is vast in het dossier.

Verantwoordelijkheid voor vervolg:

  • De verantwoordelijkheid van de melder blijft bestaan tot de collega (interne verwijzing) of  instantie  (externe verwijzing) waarnaar verwezen is de begeleiding van cliënt(en) heeft overgenomen. Naam instantie en naam hulpverlener moeten bekend zijn en worden geregistreerd in dossier.
  • Pas als er definitief en formeel is overgedragen valt de voortgang van de hulpverlening onder de verantwoordelijkheid van betreffende collega/instantie. Tot die tijd blijf je als melder betrokken bij het kind en/of gezin.
  • Bij verwijzing check je of cliënt ook daadwerkelijk is aangekomen. Dit kan door navraag aan cliënt of instantie waar naar verwezen is.